Deze figuur toont de volledige complexiteit van de filterwerking door de oorschelp voor geluid komend uit verschillende vertikale richtingen, en over alle geluidsfrekwenties. De figuur rechtsboven toont het resultaat van metingen van de geluidsdruk dicht bij het trommelvlies, voor een groot aantal verschillende posities van de geluidsbron in het vertikale vlak middenvoor het hoofd.
Het is uit deze metingen onmiddelijk duidelijk dat het oor een zeer sterke invloed op de binnenkomende geluidsgolven heeft! Zou het oor nl. niets aan het geluid veranderen, dan zouden de curves allemaal horizontale lijnen moeten zijn op 0 dB (blauw-gestreepte lijn)!
Duidelijk is te zien dat vanaf ongeveer 3000-4000 Hz de metingen op een systematische, richtingsafhankelijke manier van elkaar verschillen. Voor de lagere frekwenties lopen de curves nagenoeg gelijk, met een maximale versterking rond de 2000 Hz (een gevolg van de werking van de gehoorgang, die als een soort 'orgelpijpje' resoneert).

De figuur rechtsonder toont dezelfde data, maar nu is de geluidssterkte weergegeven in een kleurcode (rood = versterking, blauw = verzwakking), en zijn de metingen naar de verschillende geluidsrichtingen gerangschikt. Duidelijk is te zien dat de versterking rond de 2 kHz geen richtingsafhankelijkheid heeft (de rode band loopt vertikaal in de figuur). Daarentegen is de verzwakking van het geluid in het gebied tussen 6-12 kHz sterk richtingsafhankelijk. Dit is te zien als een schuin oplopende blauwe band. Het totale patroon is sterk afhankelijk van de precieze geometrie van het oor, en daarmee sterk proefpersoonafhankelijk ('idiosyncratisch'). Je zou het kunnen interpreteren als een 'oorafdruk'. Om de verticale locatie van een geluidsbron te kunnen bepalen dienen de hersenen op de één of andere manier kennis te hebben (vergaard) van de karakteristieke filtereigenschappen van de oren. Zoals ik verderop zal laten zien hebben we in ons laboratorium voor het eerst aan kunnen tonen dat de hersenen deze kennis vergaren uit een onbewust leerproces.