Geluidslocalisatie van blinden - II: Meerdere geluidsbronnen.
Localisatieresponsies van een ziende proefpersoon naar een breedbandige ruisbron die in toenemende mate wordt gemaskeerd door omgevingsruis (bovenste plaatje: achtergrond net zo luid als het doel; van boven naar beneden: steeds zwakkere geluidsbron t.o.v. de achtergrond. Merk op dat de 'gain' (helling) van de elevatieresponsies systematisch afneemt, naarmate de geluidsbron meer en meer in de achtergrond verdwijnt. De azimuthresponsies zijn veel robuuster, en worden pas bij de laagste signaal-ruisverhouding aangetast. S/N-ratio = signaal-ruis verhouding. Dit is de verhouding tussen de sterkte van de geluidsbron t.o.v. de achtergrond, op logarithmische schaal (in deciBel, dB). Als de S/N-ratio = 0, zijn bron en achtergrond even luid. Bij een negatieve S/N-ratio is de achtergrond sterker. Als S/N-ratio=-3 is de achtergrond tweemaal zo luid.
In de rechterfiguur zijn de hellingen (boven) en correlaties (onder) voor azimuth (open symbolen) en elevatie (gesloten symbolen) uitgezet tegen de S/N-ratio. Hierin is goed te zien dat azimuth het 'langer volhoudt' dan elevatie.
Resultaat van dezelfde experimenten bij een blinde proefpersoon. Het belangrijkste verschil met de data van de ziende is te vinden in de elevatieresponsies. Bij deze blinde luisteraar, begint de elevatierespons al in te zakken bij een S/N-ratio van 0 dB! De ineenstorting van elevatie gaat ook aanzienlijk sneller dan bij de ziende. Merk op dat het gedrag van de azimuthresponsies beter vergelijkbaar is met dat van de ziende proefpersoon.
Resultaten voor alle proefpersonen die aan deze experimenten hebben deelgenomen. Links: de groep blinden; rechts: de groep zienden. In de bovenste vier panelen zijn de onbewerkte meetresultaten weergegeven, op dezelfde manier als in de grafieken hierboven.
De twee onderste plaatjes bevatten de resultaten van de genormaliseerde data voor de twee groepen proefpersonen. De data van elke proefpersoon zijn daarbij zodanig geschaald dat voor de conditie zonder achtergrond de verandering in de helling nul is, en de correlatie exact 1.0 wordt. De genormaliseerde data werden vervolgens gemiddeld. De linkerfiguur toont de genormaliseerde hellingen, de rechterfiguur de correlaties. Merk op dat de azimuth data voor beide groepen luisteraars nagenoeg exact over elkaar heenvallen! Echter, voor de elevatiedata is nu ook zeer duidelijk te zien dat de blinden aanzienlijk slechter presteren.
In conclusie:
  1. Onder eenvoudige condities (enkel geluidsdoel, geen achtergrond) localiseren blinden nagenoeg net zo goed als zienden (zie het vorige item).
  2. Onder meer complexe luistercondities (met achtergrond) zijn de localisatieprestaties van blinden in azimuth niet te onderscheiden van dat van de zienden.
  3. Echter, mét achtergrond is het elevatie localisatiegedrag van de blinden zeer sterk aangedaan t.o.v. de zienden.
  4. Deze experimenten suggereren daarmee heel sterk dat het visueel systeem nodig is om de spectrale elevatiecues goed te kunnen leren.
  5. Voor het goed leren gebruiken van de binaurale azimuth cues is de visus niet noodzakelijk.