Elke toonhoogte kan voor een gegeven tijdsverschil tussen de twee oren op verschillende
momenten een maximum opleveren (zie hiervoor ook punt 7!). Hoe hoger de toon, hoe meer
maxima er zullen ontstaan. Echter,
voor slechts één tijdsverschil blijken alle
maxima voor de verschillende frekwenties samen te vallen: dit is precies het tijdsverschil
wat hoort bij de locatie van
de geluidsbron! Als de hersenen dus over meerdere frekwenties tegelijk zullen meten,
kan uit dat ene maximum het ware tijdsverschil worden afgeleid. Deze
frekwentie-integratie vindt plaats ná de MSO, en
naar men algemeen aanneemt in de middenhersenen.
In de figuren zijn de maxima te zien die ontstaan voor tijdsverschilmetingen voor
geluiden van vier verschillende frekwenties: 300 Hz, 1000 Hz (zwart),
2500 Hz en 5000 Hz, als de bron van 60 graden links of rechts komt. Duidelijk is te zien
dat in alle gevallen de vier maxima netjes voor één tijdstip
samenvallen (op -3 eenheden voor de linkerbron, en op +3 eenheden voor de rechterbron; rode
pijlen).
Dit wordt het karakteristieke aankomsttijdverschil
(Eng.: 'characteristic delay') genoemd.
|