Meetmethode: magnetische inductie

In ons laboratorium meten we oog- en hoofdbewegingen m.b.v. kleine spoeltjes die op één van de ogen (als een soort contactlens), en het hoofd (d.m.v. een lichtgewichte helm) van de proefpersoon worden aangebracht. De proefpersoon bevindt zich in het centrum van twee snel wisselende magnetische velden die door grote spoelen (3x3 m) langs de wanden van de laboratoriumruimte worden opgewekt (30 kHz voor een horizontaal, en 40 kHz voor een vertikaal magneetveld).

Deze magneetvelden wekken in de spoeltjes kleine inductiespanningen op, die afhangen van de richting van het spoeltje t.o.v. het magneetveld (de opgewekte spanning is evenredig met de cosinus van de hoek tussen het magneetveld en de lijn die loodrecht op het vlak door het spoeltje staat; zie figuur rechtsonder).

De twee magneetvelden wekken aldus twee onafhankelijke inductiespanningen op in elk spoeltje. Met behulp van zogn. fase-gevoelige versterkers kunnen deze twee spanningen vervolgens apart worden bemeten, waardoor we de oriëntatie van het spoeltje (en daarmee dus van oog en hoofd) kunnen reconstrueren.

Deze methode is zeer nauwkeurig (hoekresolutie is beter dan de fractie van een graad), en snel (we meten op deze manier 500 posities van oog en hoofd per seconde).