Proefpersoon met lichtgewicht helm, met daarop (nog net zichtbaar) de inductiespoel voor de registratie van hoofdbewegingen. Recht voor de ogen van de proefpersoon bevindt zich bovendien een lichtzwak lampje. De proefpersoon dient dit lampje op de waargenomen positie van het geluid te richten. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de ogen van de proefpersoon altijd dezelfde positie in het hoofd innemen, en er dus echt met de 'neus', en niet met de ogen wordt gewezen.

In experimenten waarin geen oogbewegingen worden gemeten is dit essentieel, omdat een natuurlijke respons naar een perifeer doel geneigd is om de ogen niet in het centrum van het hoofd te houden. Als de proefpersoon dus eigenlijk toch met de ogen naar het doel 'kijkt', heeft het hoofd (wat gemeten wordt) feitelijk een te kleine beweging gemaakt. Door het lampje te fixeren blijven de ogen centraal in het hoofd.