Als hoog-frekwente geluidsgolven (dus met korte golflengte!) de oorschelp treffen
kan een deel van de geluidsenergie de gehoorgang direct binnendringen, maar een aanzienlijk
gedeelte zal eerst reflecteren
aan de verschillende uitsteeksels en welvingen in de schelp alvorens de gehoorgang te
bereiken. Een golf die wordt gereflecteerd zal een klein tijdsverschil met de directe
golf oplopen, t.g.v. een verschil in weglengte. Vanwege de asymmetrische vorm van de
oorschelp, én vanwege het feit dat de gehoorgang zich niet centraal in de
oorschelp bevindt, zal dit weglengteverschil sterk afhangen van de richting
waarin de geluidsgolf het oor treft. In de figuur is dit schematisch aangegeven door de
doorgetrokken en gestreepte pijlen in verschillende kleuren.
In de gehoorgang tellen de directe en indirecte geluidsgolven bij elkaar op. En hier komt
het belangrijke punt: Afhankelijk van het onderlinge tijdsverschil, én afhankelijk
van de toonhoogte zal de totale geluidsgolf worden versterkt
of verzwakt!. Dit verschijnsel heet
interferentie, en wordt hier
nader geïllustreerd.
De verandering van de geluidssterkte in de gehoorgang is dus sterk afhankelijk van
zowel de richting van de invallende geluidsgolf (want dit bepaalt het tijdsverschil) als
van de geluidsfrekwentie. Een frekwentie-afhankelijke verandering van de geluidssterkte
noemt met filtering. Het oor werkt dus als een
richtingsafhankelijk geluidsfilter!
|